-
1 act on
handelen volgens...act on, act upon♦voorbeelden: -
2 act upon
-
3 act against someone's orders
handelen tegen de regels in -
4 act up to one's opinions
handelen volgens iemands mening -
5 market
1. noun1) (a public place where people meet to buy and sell or the public event at which this happens: He has a clothes stall in the market.) markedsplass, torg2) ((a place where there is) a demand for certain things: There is a market for cotton goods in hot countries.) marked2. verb(to (attempt to) sell: I produce the goods and my brother markets them all over the world.) markedsføre, forhandle- marketing
- market-garden
- market-place
- market-square
- market price/value
- market research
- be on the markettorgIsubst. \/ˈmɑːkɪt\/1) torg, markedsplass2) marked, -handel, -marked3) ( økonomi eller handel) marked, avsetning, etterspørsel4) markedspris, markedskurs, markedsverdiprisene i markedet falt, markedsverdien sank5) avsetningssted, avsetningsområde, markedbe in the market for være på utkikk etter, forsøke å få tak ibring\/take one's eggs\/hogs\/pigs to the wrong market (hen)vende seg til feil person mislykkes med planene, være uheldigbring\/carry to market torgføre, bringe til torgsfind a ready market eller meet with a ready market få god avsetning, få rask avsetningflood the market oversvømme markedetgo to market gå til torget og handle ( hverdagslig) gjøre et forsøkin\/on the market på markedet, i handelen, til salgs• come into\/on(to) the marketslippes på markedet, være i handelen• put\/throw on the marketslippe ut i handelen, sende ut på markedetmake a market ( børs) holde omsetningen i gangmake one's market kjøpe det man skal, utrette det man skalplay the market ( hverdagslig) spekulere på børsen forklaring: manipulere egen interesse mht. fortjenesteprice oneself out of the market prise seg ut av markedetto market til salgsIIverb \/ˈmɑːkɪt\/1) selge på torget2) ( overført) føre til torgs3) skaffe marked til, markedsføre4) handle med -
6 deal
n. transactie, affaire; hoeveelheid--------v. handelen; geven; toebrengen; uitdelen; verhandelendeal1[ die:l]1 transactie ⇒ overeenkomst, handel♦voorbeelden:it's a deal! • afgesproken!, akkoord!♦voorbeelden:————————deal2♦voorbeelden:1 deal in • handelen in, verkopen→ deal with deal with/♦voorbeelden:deal (out) fairly • eerlijk verdelendeal out justice • rechtspreken¶ deal (someone) in • (iemand) laten meespelen/doen -
7 act
n. handeling; daad; akte; wet; nummer, bedrijf--------v. handelen, optreden; zich gedragen, toneelspelen, een rol spelenact1[ ækt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 handeling ⇒ daad, werk♦voorbeelden:act of war • oorlogshandeling2 〈 Amerikaans-Engels〉 act of Congress, 〈 Brits-Engels〉act of Parliament • wet van het Congres/Parlementgo into one's act • zijn bekende grapjes uithalenput on an act • komedie spelenact of God • straffe Gods; 〈 verzekeringswezen〉overmacht, force majeure 〈 met betrekking tot natuurgeweld〉catch/take someone in the (very) act • iemand op heterdaad betrappen〈 slang〉 get one's act together • orde op zaken stellen, zijn zaakjes voor elkaar krijgensteal the act • uitbenI was in the (very) act of writing a letter • ik was net een brief aan het schrijven————————act22 handelen ⇒ optreden, iets doen6 komedie spelen ⇒ zich aanstellen, veinzen♦voorbeelden:he acts like a fool • hij gedraagt zich als een dwaas2 why don't the police act? • waarom grijpt de politie niet in?the chairman asked her to act for him • de voorzitter vroeg haar om hem te vervangen¶ Ayckbourn's plays act well • de stukken van Ayckbourn zijn goed speelbaar/bekken goedII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitbeelden ⇒ spelen, uitspelen♦voorbeelden:act out one's emotions • zijn gevoelens uitspelen/naar buiten brengen -
8 discretion
n. voorzichtigheid; wijsheid, verstandigheid; verstandig[ diskresjn]1 oordeelkundigheid ⇒ tact, verstand2 discretie ⇒ oordeel, vrijheid (van handelen)♦voorbeelden:it will all be decided at your father's discretion • je vader zal bepalen wat er allemaal moet gebeuren -
9 do
n. feest; doen (grammatika, gebiedende wijs), bedrog--------v. doen; voldoende zijn; klaarkomen; spelen; voor de gek houdendo1[ doe:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook do's〉♦voorbeelden:→ fair fair/————————do21 doen ⇒ handelen, zich gedragen4 klaar zijn ⇒ opgehouden zijn/hebben5 geschikt/bruikbaar zijn ⇒ voldoen, volstaan♦voorbeelden:1 don't! • niet doen!, schei uit!he did well to refuse that offer • hij deed er goed aan dat aanbod te weigerenshe was hard done by • zij was oneerlijk behandelddo well/badly by someone • iemand goed/slecht behandelendo as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet〈 spreekwoord〉 do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander nietdo as you please • doe wat je wilt2 how do you do • aangenaam, hoe maakt u hetbusiness is doing well • de zaken gaan goedhe is doing well • het gaat goed met hemdo well out of selling souvenirs • aardig profiteren van het verkopen van souvenirs〈 informeel〉 he made a pass at her, but nothing doing • hij probeerde haar te versieren, maar geen kanswhat's doing in London? • wat is er in Londen te doen?4 have done! • schei uit!Jack had done with eating • Jack was klaar met etenhave done with it • er de brui aan gegeven hebbenthe dress must be made to do for a while yet • deze jurk moet nog een poosje meegaanit doesn't do to worry like that • het haalt niets uit je zo'n zorgen te makenit doesn't do to say such things • zoiets hoor je niet te zeggennothing doing • het haalt niets uitthat will do! • en nou is 't uit!it will do tomorrow, tomorrow will do • morgen kan ook nog/is het ook goedJoan will do as my helper • Joan kan ik als mijn helper gebruikenthat coat will do as/for a blanket • die jas kan (wel) als deken dienenthat will do for me • dat is wel genoeg voor mijdo well/badly for something • goed/slecht voorzien zijn van ietshe can (make) do with very little food • hij heeft maar weinig eten nodigthey'll have to do with what they've got • ze zullen het moeten doen met wat ze hebbenI can't do without music • ik kan niet zonder muziek〈 informeel〉 do away with • wegdoen/gooien, een eind maken aan; afschaffen 〈 doodstraf, instituut e.d.〉〈 informeel〉 do away with someone • iemand uit de weg ruimen, iemand afmakenhow does this jacket do up? • hoe gaat dit jasje dicht?〈Brits-Engels; informeel〉 do for someone • het huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand〈 informeel〉 I'm done for • ik ben er geweest, het is met mij gedaan〈 informeel〉 what will we do for water? • hoe komen we aan water?I could do with a few quid • ik zou best een paar pond kunnen gebruikenit's got nothing to do with you • jij staat erbuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bezig zijn met 〈iets concreets/bestaands〉 ⇒ doen; opknappen, in orde brengen, herstellen; oplossen 〈puzzels e.d.〉; studeren 〈enz.〉3 maken ⇒ doen ontstaan/worden4 (aan)doen ⇒ geven, veroorzaken11 handelen in ⇒ verkopen, hebben♦voorbeelden:do one's best • zijn best doendo business with • zaken doen metdo a concert • een concert gevendo a dance • een dans uitvoerendo exams • examens afleggen/doendo hard work • hard werkendo some skiing • een beetje skiënhe did all the talking at the meeting • hij voerde steeds het woord op de vergaderingif you want to go, do it now • als je wilt gaan, doe het dan nuit isn't done • zoiets doet men nietit does something for/to me • het doet me wat, het geeft me een kickthat embroidered M does something for/to your dress • die geborduurde M geeft je jurk net dat beetje extrawhat can I do for you? • wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn?well done! • goed zo!, knap gedaan!2 I still have to do the bedroom/dishes • ik moet de slaapkamer/vaat nog doendo a degree • studeren voor een (universitaire) graaddo one's duty • zijn plicht doendo one's face • zijn gezicht/zich opmakendo psychology • psychologie studerenthey did the dining room in blue and white • zij hebben de eetkamer in blauw en wit ingerichtdo his service • in dienst zijnhave one's teeth done • zijn tanden laten nakijken/behandelendo the windows • de ramen lappendo out • grondig onder handen nemen/schoonmaken/opruimendo a room over • de kamer weer eens opknappendo up the kitchen • de keuken opknappendo up (in) a parcel • een pakje maken (van)do a house up • een huis renoveren/restaurerenshe did her hair up • ze stak haar haar opdo oneself up • zich opmaken, zich opdoffendo an omelette • een omelet bakkendo a story • een verhaal schrijvendo a translation • een vertaling makendo wonders • wonderen verrichtendo someone a favour • iemand een dienst bewijzenit does me good • het doet me goed〈 ironisch〉 much good may it do you! • veel geluk ermee!it does one no harm • het kan geen kwaadthe girls were really done • de meisjes waren bekafdone in • bekaf, afgepeigerdget done with something • iets afmakenthe potatoes aren't done yet • de aardappelen zijn nog niet gaarhow do you want your steak done? • hoe wil jij je biefstuk?he did the villain • hij speelde de schurkenrol8 do 50 mph. • 80 km/uur rijden9 do Europe in five days • Europa bezoeken/doen in vijf dagendo someone for \\td100 • iemand voor honderd dollar afzettendo a child out of its prize • een kind zijn prijs afhandig makenwe do only B\\teB • we hebben enkel kamer met ontbijtdo a place over • een woning plunderen¶ that's done it! • gelukt!; nou is 't uit/naar de knoppenthat does it! • dat doet de deur dicht!I've done it again • ik heb het weer verknoeid/verknaldthat does me • daar kan ik (met m'n pet) niet bija boiled egg will do me • ik heb genoeg aan een gekookt eiwhat are you doing with yourself? • wat voer je tegenwoordig uit?they did not know what to do with themselves • ze verveelden zichif you don't stop now, I'll do you! • als je nu niet ophoudt, doe ik je wat!/dan zal ik je!do someone/something down • iemand/iets kleinerendo someone down • iemand beduvelen/belazerenover and done with • voltooid verleden tijddo up a zip/a coat • een rits/jas dichtdoenwould you do me up please • wil jij mijn rits even voor me dicht doenIII 〈 hulpwerkwoord〉1 〈om inversie en ontkenning mogelijk te maken; onvertaald〉3 〈om nadruk mogelijk te maken; voornamelijk te vertalen door een bijwoord〉♦voorbeelden:1 do you know him? • ken je hem?I don't know him • ik ken hem niet2 he laughed and so did she • hij lachte, en zij (lachte/deed dat) ookI treat my friends as he does his enemies: badly • ik behandel mijn vrienden zoals hij zijn vijanden: slechthe worked harder than he'd ever done before • hij werkte harder dan (hij vroeger) ooit (gedaan had)‘I take it it's true’ ‘So do I/But I don't’ • ‘Ik neem aan dat het waar is’ ‘Ik ook/Ik niet’he writes well, doesn't he? • hij schrijft goed, niet (waar)?/vind je niet?‘Did you see it?’ ‘I did/I didn't’ • ‘Heb jij het gezien?’ ‘Ja/Neen’‘He sold his car’ ‘Did he?’ • ‘Hij heeft zijn auto verkocht’ ‘Echt (waar)?’〈 informeel〉 they behave strangely, do women • ze doen rare dingen, de vrouwenI do love you • ik hou echt van jedo come in! • kom toch binnen! -
10 fuck up
v. (vulgaire spreektaal) problemen veroorzaken, verkloten, verpesten, naar de kloten helpen; een geweldige fout maken, een grote blunder begaan; risicoloos handelen, dom handelenfuck up〈 vulgair〉 -
11 handle
n. handvat; titel; bijnaam; (in computers) specifiek identifikatieteken dat aan een bestand wordt gegeven waardoor toegang aan een programma wordt verleend--------v. aanraken; bevoelen; zorgen voor; handelen in-handle1[ hændl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 handvat ⇒ hendel, steel2 knop ⇒ kruk, k3 gevest ⇒ heft, greep♦voorbeelden:get a handle on something • greep krijgen op iets, iets onder de knie krijgendon't give your enemies a handle against you • laat je vijanden geen vat op je krijgen————————handle2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 hanteren ⇒ bedienen, manipuleren♦voorbeelden:6 can he handle that situation? • kan hij die situatie aan? -
12 take action
maatregelen treffen, handelen, voor het gerecht halenmaatregelen nemen, tot handelen overgaan -
13 trade
adj. handel-, zaken---------n. handel, zaken; werk--------v. handelen, zaken doen, kopen, inkopen, verkopentrade1[ treed] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 vak ⇒ ambacht, beroep♦voorbeelden:terms of trade • (handels)ruilvoetbad for trade • nadelig voor de handeldo a good trade • goede zaken doenbe in trade • een zaak/winkel hebbena butcher by trade • slager van beroep→ jack jack/————————trade21 handel drijven ⇒ handelen, zaken doen2 〈Amerikaans-Engels; +at/with〉(vaste) klant zijn (van/in)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verhandelen ⇒ uitwisselen, (om)ruilen♦voorbeelden: -
14 imperial
im'piəriəl(of an empire or an emperor: the imperial crown.) keiser-, keiserlig- imperialistkongeligIsubst. \/ɪmˈpɪərɪəl\/, amer.: \/ɪmˈpɪrɪəl\/1) fippskjegg à la Napoleon III2) ( om papir) imperialformat3) stor skrifttype4) ( arkitektur) kuppeltak med spir5) ( historisk) russisk gullmynt6) ( historisk) bagasjestativ på dilligence7) ( historisk) forklaring: håndkoffert til å plassere på taket av en dilligenceIIadj. \/ɪmˈpɪərɪəl\/, amer.: \/ɪmˈpɪrɪəl\/1) ( også overført) keiserlig, keiser-, kongelig2) ( historisk) som gjelder (det britiske) imperiet, innen imperiet, imperie-3) ( om vekt og mål) gjeldende i Storbritannia, britisk standard-4) ( om papirformat) imperial- (762 x 559 mm, i USA 787 x 584 mm)5) majestetisk -
15 off
(to register or record time of arriving at or leaving work.) stemple inn/utav--------bort--------friIverb \/ɒf\/1) stikke av2) avlyse3) (amer.) drepeIIverb \/ɒf\/(amer., slang) knerte, drepeIIIadj. \/ɒf\/1) bortre, lengst bort, andre2) ( spesielt om kjøring med hest) høyre3) fri-4) ( om mulighet) svak, litenhave one's off moments ha sine dårlige stunder ha sine rolige stunder, ha friperioderoff season lavsesongoff street sidegateIVadv. \/ɒf\/1) bort, i vei, av sted• off with you!• hats off!2) av• get off3) tilbake4) bort fra, vekk fra, unna• are we far off?5) fri6) ( teater) utenfor, bak7) ( sjøfart) fra land, fra vinden8) helt, til fullebe off være av, ha løsnetgi seg i vei, stikke• the horses are off!• where are you off to? - I'm off to London• now at last we're off!• be off with you!være fri, ha fri være slutt, være avblåst, være avlyst, være innstilt, være avbruttvære avstengt, være frakobletduppe av, være borte( hverdagslig) ikke være fersk, være dårlig, være halvsurvære... stilt• how are you off for money?feel off ( hverdagslig) føle seg dårligoff and on av og på, opp og ned, til og fra av og til, nå og daoff with av sted medVprep. \/ɒf\/1) bort fra, fra, ned fra, av, bort(e), ute av• take your elbows off the table!2) ved, nær, på høyde med, utenfor (spesielt sjøfart)3) fra4) på, av• 3% discount off the price3% rabatt på prisenbe off something\/somebody ( hverdagslig) ha mistet interessen for noe\/noen, ha sluttet med noedine off ha til middag, spisejust off rett ved siden av, like utenfor -
16 slack
slæk1) (loose; not firmly stretched: Leave the rope slack.) slakk, slapp2) (not firmly in position: He tightened a few slack screws.) løs, slakk3) (not strict; careless: He is very slack about getting things done.) slapp, treg, slurvet4) (in industry etc, not busy; inactive: Business has been rather slack lately.) treg, langsom, stille•- slacken- slackly
- slackness
- slacksslakk--------slappIsubst. \/slæk\/1) slakk, slapp del, løsthengende del2) slark, spillerom3) stille vann (ved skifte mellom flo og fjære)4) nedgang, dødperiode, stopp5) ( hverdagslig) avbrekk, avkobling, hvilepausecut someone some slack gi noen litt spilleromslacks slacks, lange ledige bukserslack suit slacks med matchende skjorte\/jakkeIIsubst. \/slæk\/kullgrus, kullstøvIIIverb \/slæk\/1) slappe (av), døse hen, bli treg(ere)2) slakke, henge løst, fire på, bli slakk3) minske, saktne, avta, slå av på4) leskeslack away! ( sjøfart) fir vekk!slack off slappe av, døse hen, bli tregere sakke farten, saktne løsneslack up sakke farten, saktneIVadj. \/slæk\/1) slakk, slapp, løs2) langsom, sakte, rolig3) ( handel) stille, død, treg4) slapp, lat, dårlig, slurveteget slack slakke på kravenekeep a slack hand være slepphendt medslack demand liten etterspørselslack lime lesket kalkslack period dødperiodeslack water ( ved skifte mellom flo og fjære) stille vannslack wind ( meteorologi) flau vind -
17 strangle
'stræŋɡl(to kill by gripping or squeezing the neck tightly, eg by tightening a cord etc round it: He strangled her with a nylon stocking; This top button is nearly strangling me!) kvele, bli kvaltkveleverb \/ˈstræŋɡl\/1) kvele, strupe, strangulere2) kvele, undertrykke, holde tilbake3) ( overført) kvele4) hemme, hindre -
18 work
wə:k 1. noun1) (effort made in order to achieve or make something: He has done a lot of work on this project) arbeid2) (employment: I cannot find work in this town.) arbeid, jobb3) (a task or tasks; the thing that one is working on: Please clear your work off the table.) arbeid4) (a painting, book, piece of music etc: the works of Van Gogh / Shakespeare/Mozart; This work was composed in 1816.) verk5) (the product or result of a person's labours: His work has shown a great improvement lately.) arbeid, verk6) (one's place of employment: He left (his) work at 5.30 p.m.; I don't think I'll go to work tomorrow.) arbeidsplass, jobb2. verb1) (to (cause to) make efforts in order to achieve or make something: She works at the factory three days a week; He works his employees very hard; I've been working on/at a new project.) arbeide, jobbe; drive, la arbeide2) (to be employed: Are you working just now?) ha arbeid/jobb3) (to (cause to) operate (in the correct way): He has no idea how that machine works / how to work that machine; That machine doesn't/won't work, but this one's working.) virke, fungere4) (to be practicable and/or successful: If my scheme works, we'll be rich!) virke, holde stikk, lykkes5) (to make (one's way) slowly and carefully with effort or difficulty: She worked her way up the rock face.) arbeide seg møysommelig framover/oppover6) (to get into, or put into, a stated condition or position, slowly and gradually: The wheel worked loose.) løsne, skru seg løs7) (to make by craftsmanship: The ornaments had been worked in gold.) forme, bearbeide•- - work- workable
- worker
- works 3. noun plural1) (the mechanism (of a watch, clock etc): The works are all rusted.) (ur)verk2) (deeds, actions etc: She's devoted her life to good works.) gode gjerninger, veldedighet•- work-box
- workbook
- workforce
- working class
- working day
- work-day
- working hours
- working-party
- work-party
- working week
- workman
- workmanlike
- workmanship
- workmate
- workout
- workshop
- at work
- get/set to work
- go to work on
- have one's work cut out
- in working order
- out of work
- work of art
- work off
- work out
- work up
- work up to
- work wondersarbeid--------arbeide--------arbeidsplass--------virkeIsubst. \/wɜːk\/1) arbeid, jobb2) virke, gjerning3) innsats4) gjøremål, oppgave5) verk, arbeid, produktat work på arbeid, på jobb i aktivitet, i virksomhet, i arbeidbe thrown out of work bli gjort arbeidsløsdo the work of fungere somfall\/go to work skride til verketgive someone the works fortelle noen hele historien gi noen en overhaling drepe noengo about one's work skjøtte sitt arbeidhave one's work cut out ha sin fulle hyre medintellectual work åndsarbeidin work i arbeidmake light work of winning vinne med letthetmake short\/quick work of gjøre kort prosess med, gjøre raskt unna, bli fort ferdig medmake work for gi arbeid tilmany hands make light work jo flere, desto bedreoff work ikke i arbeid, friout of work uten arbeid, arbeidsløsput\/set somebody to work sette noen i arbeidquick work fort gjortset\/go about one's work sette i gang med arbeidet, skride til verketset at work sette i arbeid, sette i gangset\/get to work (at\/on something) sette i gang med noe \/ med å gjøre noeshirk work snike seg unna, sluntre unna, skulkeshoot the works sladre gi alt man har, gjøre sitt ytterstesit down to one's work konsentrere seg om arbeidet sittstop work (av)slutte arbeidet, legge ned arbeidetstrike work legge ned arbeidet, streiketake up work gå tilbake til arbeidetthrow out of work gjøre arbeidsløswarm work ( hverdagslig) hardt arbeidthe work of a moment et øyeblikks arbeida work of art et kunstverkworks gjerninger(slang, om narkotika) brukerutstyr ( militærvesen) (be)festningsverk verk, mekanismework of the intellect ( jus) åndsverkIIverb \/wɜːk\/1) ( om sysselsetting) arbeide, jobbe2) ( om deig eller leire) bearbeide, kna, elte3) ( om plan eller metode) virke, fungere, holde (om teori)4) påvirke, bearbeide, øve innflytelse på, godsnakke med5) ( om jord) dyrke6) ( om maskineri) gå, drive(s), funksjonere, virke, være i drift, være i funksjon7) ( om selger) reise i, ha (som salgsområde)8) ( om fisker) fiske i9) ( om gjær) arbeide, gjære, få til å gjære11) ( om kraftanstrengelse) arbeide (seg frem), trenge (seg frem)12) flytte, dytte, lirke, skyve14) ( om håndarbeide) lage, brodere, sy, strikke15) ( om mekanikk) betjene, passe, skjøtte, styre16) bevege (seg), røre (på), røre seg, gestikulere (om hender)• can you work your arm backwards?17) ( om ledelse) styre, holde styr på, kontrollere, få til å jobbe, få til å arbeide, drive18) ( om konsekvens) forårsake, utrette, anrette, volde, utføre, bevirke• time had worked\/wrought great changes• the war worked\/wrought great damages• how did you work it?• can you work the invention at this factory?22) ( om materiale) arbeide i, arbeide med, forme, utforme, foredle24) (amer.) lure, bedra, ta ved nesenwork against ( om motstand) motarbeide, motsettework at arbeide på, arbeide med, jobbe på, jobbe medstuderework away arbeide (ufortrødent) videre, jobbe i veiwork back (austr.) arbeide overtid, jobbe overtidwork for arbeide for, jobbe forwork in\/into arbeide seg inn i, trenge (seg) inn iflette inn, finne plass til( om materiale) arbeide i, arbeide med, jobbe i, jobbe medwork in with passe inn i, stemme medwork itself right komme i gjenge igjenwork late arbeide sentwork off slite(s) bort, gå bortarbeide av seg, bli kvitt, kvitte seg med, gå av seg( om gjeld) nedbetale, få nedfå unna(gjort), få gjort( om handel) få avsetning på, få solgt utgi for å være( om overtid) arbeide inn, opparbeide (seg)( typografi) trykke ferdigwork off one's anger\/rage on someone la sinnet sitt gå ut over noenwork on arbeide (ufortrødent) videre arbeide med, arbeide på, jobbe med, jobbe påbearbeide, påvirke, bite påvirke gjennomwork one's ass\/butt off ( slang) arbeide seg ihjelwork oneself free slite seg løswork oneself up hisse seg oppwork one's passage arbeide seg over (som mannskap på skip)work one's way through university arbeide ved siden av studienework one's will (up)on få viljen sin medwork out utarbeide, utforme, utvikle, arbeide frem, komme frem til(om plan, mål e.l.) virkeliggjøre, realisere, oppnå, gjennomføre, iverksette, sette ut i livet beregne, regne utløse, finne ut av, tydehun er en ekspert i å tyde de kodete meldingene gå opp, stemme, la seg regne ut( om ressurs e.l.) tømme, utpinefalle ut, ordne seg, lykkes, utvikle seg( sport og spill e.l.) trene, øve trenge seg frem, arbeide seg frem, arbeide seg utwork out at\/to beløpe seg til, komme opp i, komme på• the total works out at\/to £10work out of jobbe fra, ha som basework over gjennomgå, bearbeide, revidere, gjennomarbeideovertale, få over på sin side ( slang) ta under behandling, bearbeide, gi en overhalingwork round slå om, gå overwork someone out bli klok på noenwork something out ordne opp i noe, finne ut av noe, finne på noework through arbeide seg gjennombore gjennom, grave (seg) gjennomwork to holde seg til, følgework to rule ( om arbeidskonflikt) gå saktework towards arbeide for, arbeide motwork up øke, drive opp, forsterkebygge opp, etablere, opparbeide (seg)omarbeidebearbeide, kna, elte, foredle (om råmateriale) røre sammen, røre tilvekke, skape, fremkalle( om følelser) egge (opp), hisse (opp), anspore, drive ( musikk) arbeide seg opp mot(sjøfart, om straff) sette i hardt arbeid, holde i hardt arbeidwork up into omarbeide, gjøre om til, (videre)utvikle til, forvandle tilwork up to stige til, nærme seg, dra seg motworked up eller wrought up opphisset, opprørt, oppjaget, opprevet -
19 a free agent
iemand die vrij/onafhankelijk kan handelen -
20 act for the best
См. также в других словарях:
handeln — Vsw std. (9. Jh., hantalod 8. Jh.), mhd. handeln, ahd. hantalōn, as. handlon, mndd. handelen, mndl. handelen Stammwort. Aus g. * handlō Vsw., auch in anord. handla, ho̧ndla, ae. handlian, afr. handelia, hondelia. Die Bedeutung ist ursprünglich… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Handle — Han dle (h[a^]n d l), v. t. [imp. & p. p. {Handled} ( d ld); p. pr. & vb. n. {Handling} ( dl[i^]ng).] [OE. handlen, AS. handlian; akin to D. handelen to trade, G. handeln. See {Hand}.] 1. To touch; to feel with the hand; to use or hold with the… … The Collaborative International Dictionary of English
Handled — Handle Han dle (h[a^]n d l), v. t. [imp. & p. p. {Handled} ( d ld); p. pr. & vb. n. {Handling} ( dl[i^]ng).] [OE. handlen, AS. handlian; akin to D. handelen to trade, G. handeln. See {Hand}.] 1. To touch; to feel with the hand; to use or hold… … The Collaborative International Dictionary of English
Handling — Handle Han dle (h[a^]n d l), v. t. [imp. & p. p. {Handled} ( d ld); p. pr. & vb. n. {Handling} ( dl[i^]ng).] [OE. handlen, AS. handlian; akin to D. handelen to trade, G. handeln. See {Hand}.] 1. To touch; to feel with the hand; to use or hold… … The Collaborative International Dictionary of English
To handle without gloves — Handle Han dle (h[a^]n d l), v. t. [imp. & p. p. {Handled} ( d ld); p. pr. & vb. n. {Handling} ( dl[i^]ng).] [OE. handlen, AS. handlian; akin to D. handelen to trade, G. handeln. See {Hand}.] 1. To touch; to feel with the hand; to use or hold… … The Collaborative International Dictionary of English
Gerrit Glas — Prof. Dr. Gerrit Glas (born 1954) studied Medicine and Philosophy. He works as a psychiatrist at the Ziekenhuis Zwolse Poort in the Netherlands and got his promotion in 1990 on the subject Anxiety disorder. Since 1991 he is professor… … Wikipedia
Mina Kruseman — Wilhelmina Jacoba Pauline Rudolphine Kruseman Born 25 September 1839 Velp, Gelderland Died 1922 Paris, France … Wikipedia
Стеенструп Иоанн-Христофор-Гагеманн-Рейнгардт — (Steenstrup) датский историк, сын предыдущего, родился в 1844 г., профессор истории в Копенгагене. Главные его труды: Studier over Kong Waldemars Jordberg (Копенгаген, 1873 74), Normannerne (там же, 1876 82), Den Danske Bonde og Friheden (2 изд … Энциклопедический словарь Ф.А. Брокгауза и И.А. Ефрона
Anton Heimreich — (* 5. März 1626 in Trindermarsch, Nordstrand; † 1685 in Nordstrandischmoor) war ein deutscher, evangelisch lutherischer Pfarrer auf Nordstrand, der als Autor diverser Chroniken und einer Niederschrift des Nordstrandischen Landrechts bekannt wurde … Deutsch Wikipedia
Balve — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Beckum (Sauerland) — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia